De openingsscène van tv-spel Plantage Tamarinde (KRO, regie Luc van Gent, 1963): op de veranda van het huis van een Nederlandse plantagehouder komt huishoudster Jaja, gespeeld door een bruin geschminkte Elly van Stekelenburg, dansend en zingend op. Terwijl ze het terras veegt, wordt ze van achter beslopen door opzichter Saulus, gespeeld door Zwarte acteur Otto Sterman. Hij grijpt haar bij de heupen en noemt haar plagend ‘dushi’. Zij herinnert hem eraan dat hij al zes vrouwen en 26 kinderen heeft en daarna zitten ze elkaar als een stel kinderen achterna rond de boom. Van Stekelenburg en Sterman spreken met een verzonnen accent, het kromme Nederlands dat Zwarte Pieten tot een jaar of tien geleden ook spraken.
Zowel in het tv-spel, als de gelijknamige film die een jaar later gemaakt werd (regie Michael Forlong), als het oorspronkelijke toneelstuk uit 1958 (geschreven door Han Keuls) worden (allen of) een aantal van de Zwarte karakters in het stuk gespeeld door witte acteurs. Historica Elisabeth Koning en NRC-journalist Wilfred Takken verzamelden en analyseerden honderden van dit soort voorbeelden van blackface in revue, theater, film en op televisie. Doorgaans zijn dat denigrerende stereotiepe rollen, zoals de lieve, maar domme mammy Jaja of de oversekste, luie Saulus. Types die met hun kinderlijk gedrag de lach moeten opwekken en verder nauwelijks onderdeel zijn van de dramatische verwikkelingen. Stereotypes die geworteld zijn in racisme en bijdragen aan het in stand houden van racisme. Het verslag van het onderzoek van Koning en Takken verscheen afgelopen april in het boek Zwart op wit. Twee eeuwen blackface in Nederland.
Philip
We zijn zestig jaar verder en dat een openingsscène zoals van Plantage Tamarinde tegenwoordig écht niet meer kan, daar is weinig discussie meer over. Toch bekruipt me af en toe een “ja, maar.” Plantage Tamarinde heeft namelijk nog een derde karakter dat Zwart is; Philip, de zoon van huishoudster Jaja. Philip studeert medicijnen in Nederland, spreekt ABN en krijgt een relatie met de witte dochter van de plantage-eigenaar. Hoewel de laatste aanvankelijk tegen de relatie is, accepteert hij ten slotte Philip en neemt hem op in de familie. Dus ja: huishoudster Jaja en opzichter Saulus zijn racistische stereotypen, maar Philip is toch een progressief tegenvoorbeeld? En wat te denken van de interraciale kus in Pension Hommeles in 1959, was dat niet juist heel vooruitstrevend?
Koning en Takken gaan hier uitgebreid op in. Het Nederlandse naoorlogse culturele klimaat staat bekend als een periode met progressieve, maatschappijkritische stukken waarin de betekenis van het zwarte of zwart geschminkte karakter evolueert, zo stellen ze. Er worden Amerikaanse stukken naar Nederland gehaald die gaan over de onrechtvaardigheid van segregatie of over interraciale variaties op Romeo en Julia. Los van het feit dat een deel van de zwarte rollen gespeeld wordt door acteurs in blackface, is het problematisch dat in deze stukken racisme iets is wat zich ver weg, aan de andere kant van de oceaan, afspeelt. In de schaarse Nederlandse voorbeelden spelen issues dichter bij huis, zoals de pijnlijke kanten van de koloniale geschiedenis, maar een bijrol. De dramatische hoofdlijn in Plantage Tamarinde is immers niet het racisme, maar de pijn van de plantage-eigenaar die afscheid moet nemen van die goede oude, koloniale tijd. Philip is, zoals Koning en Takken aantonen, een van vele meelijwekkende Zwarte slachtoffers met nauwelijks tekst of karakterontwikkeling. Er werd niets doorbroken, er kwam gewoon een nieuw stereotype bij.
Sterman
De paradox wordt nog duidelijker als de auteurs de carrière van Otto Sterman belichten. Schrijnend is dat Sterman, die doorgaans lovende kritieken ontving en ook te boek staat als een bij het publiek geliefde acteur, niet genoeg rollen kreeg om rond te komen. Terwijl hij toch in z’n eentje zo’n beetje alle zwarte rollen die er waren op zich nam; de platte komische karikaturen, én de lijdzame slachtoffers. Meermaals maakte hij mee dat zijn rol werd overgenomen door een witte acteur in blackface, terwijl hij andersom niet in aanmerking kwan voor niet-Zwarte personages. In vijftig jaar speelde hij viermaal een rol die niets met zijn huidskleur te maken had.
De afgelopen tien jaar is het progressieve en tolerante zelfbeeld van Nederland behoorlijk onder vuur komen te liggen. Denk aan de protesten tegen Nederlands bekendste blackface-karakter Zwart Piet. Of Gloria Wekker’s baanbrekende boek Witte onschuld (2016). Koning en Takken voegen daar met de in Zwart op wit verzamelde pijnlijke voorbeelden uit de geschiedenis van de podiumkunsten nieuwe munitie aan toe.
Zwart op wit. Twee eeuwen blackface in Nederland, Elisabeth Koning en Wilfred Takken. Uitgeverij De Geus, ISBN9789044546101, € 25,00.
Afbeelding: De cast van tv-spel Plantage Tamarinde. Vlnr: Piet Römer (ir Reinders), Jan Grefe (pastoor Martens), Simone Rooskens (sjon Maria), Ben Hulsman (Philip), Ellen de Thouars (Sjon Henrica), Otto Sterman (Saulus), Cruys Voorbergh (Sjon Jan), Elly van Stekelenburgh (Jaja), en Frans Koppers (Sjon Hendrik). Bron: Beeld & Geluid