1954: Een reisje naar Madrid

Naar het buitenland gaan voor het maken van opnamen voor grammofoonplaten was begin jaren vijftig niet even een tripje, dat was een expeditie! Hans Lauterslager vertelt hoe dat in zn werk ging: bijna twee weken onderweg...

In de prille jaren van Philips Phonographische Industrie waren Henk Jansen en ik de enige opnametechnici van de Afdeling Recording. Behalve opnamen maken en afwerken deden we ook alle voorbereidingen, zoals de op­ name-apparatuur checkenen het trans­port verzorgen met onze truck. Dat was een 2tons gesloten bestelwagen, een Opel Blitz. We reden die zelf naar de opnamezaal, bijvoorbeeld het Concert­gebouw in Amsterdam, maar ook naar buitenlandse bestemmingen zoals Pa­rijs.

Het was vlak voor de Kerstdagen in 1953 dat wij beiden bij directeur drs. E.B.W. Schuitema werden ontboden. Het ging om een opname die plot­seling was ingepland. In Madrid, en wel begin januari. Er was kennelijk haast bij. Tja, mijne heren, ik begrijp dat dit een vervelende tijd is om op pad te gaanMaar de Kerstdagen kunnen jullie in ieder geval nog thuis vieren. It s all in the game, zullen we maar zeggen. Zo ging dat indertijd.

En zo gingen we na de Kerst­ dagen koortsachtig aan de slag met alle voorbereidingen. Er moest een zoge­naamde Douanelijst worden gemaakt waarop per collo werd vermeld wat de inhoud, het gewicht en de waarde van de spullen waren. Die Douanelijst, in het Nederlands en het Frans, werd opgestuurd naar het Philips Vervoerbedrijf in Eindhoven, waar het aan een Carnet de passage werd toegevoegd. Zonder dit document kwam je de grens niet over. Philips had bij bepaalde grenskantoren een douaneagent die behulpzaam kon zijn met de douaneformaliteiten.

Het lukte ons om alles, inclu­sief de papierwinkel, in drie dagen voor elkaar te krijgen en zo konden wij op donderdag 31 december 1953 vertrekken. In Eindhoven pikten we de douane­ papieren op. En we kregen ter versteking een chauffeur mee, Harry. Een wat bedeesde jonge vent, die met een be­kende nog nooit een truck te hebben gereden. Hij reed uitsluitend de directie in luxe limousines. Tot zijn verbijstering had de Blitz geen gesynchroniseerde versnellingsbak. Wij moesten hem leren hoe je terugschakelt met eendotje tus­sengas, de double clutch.

We konden nog vlak voor grenssluiting België binnenkomen en reden door tot Brussel, waar het die Ou­dejaarsavond een heel gezellige bedoening was. Nieuwjaarsdag ging het verder tot Mons en zaterdag 2 januari bereikten we net voor het donker werd Parijs, via grenspost Maubeuge waar de douane-agent ons hielp. Op zondag gold een rijverbod voor vrachtvervoer, dus pas maandag 4 januari zouden wij verder kunnen rijden, ware het niet dat intussen de wagen blijkbaar vreemd be­zoek had gehad. Het slot van een van de cabinedeuren was geforceerd. Er bleek echter niets te ontbreken, kenne­lijk werden de heren ontijdig gestoord. Met een kapot slot verder gaan was geen optie, want dan zou de verzeke­ring vervallen. Zoeken dus naar een garage waar ze het slot van een Opel konden vervangen, en dat in Parijs! Er bleek een General Motor-agent ergens in de banlieu te zitten en die kon ons warempel helpen.

Dinsdag 5 januari konden we verder. Onderweg naar Bordeaux bij Poitiers kregen we de eerste sneeuw­bui. Daar zou het niet bij blijven.

Woensdag 6 januari presenteerden wij ons aan de Frans-Spaanse grens bij Hendaye. Geen douane-agent te bespeuren, het grenskantoor was ge­ sloten voor vrachtvervoer. Het was een feestdag, Driekoningen. We zochten een hotelletje in Hendaye en daar hoor­den we dat aan de andere kant van de grens, in Irun, die avond een groot feest werd gegeven. Een beetje afleiding kon­ den we best gebruiken. Dus op naar het Grande Fiesta! Met een taxi de grens over was geen probleem. s Middags doodden we de tijd in een café met een tafelvoetbalspel. Geen van ons had dat ooit eerder gedaan. Twee soldaten van de Guardia Civil keken dat gepruts van ons een tijdje aan en vroegen tenslotte of we eens tegen hen wilden spelen. Espainia contra Olanda! Olanda kwam er niet erg aan te pas. De Spanjaarden knalden het ene na het andere balletje met achteloos gemak en uiterste precisie in ons doel. Daarop werd getoost met rondjes manzanilla.

Het Grande Fiesta was heel sfeervol. Op de Plaza speelde de plaatselijke harmonie Spaanse muziek waarop ingetogen gedanst werd door keurig opgedirkte jongens en meisjes. Onze Harry proefde voor het eerst hoe wijn smaakte. Dat beviel hem zo goed dat hij die nacht en de volgende dag ziek en misselijk was. Wij lieten hem maar even eendagje niet rijden.

Donderdag 7 januari meldden we onss ochtends aan de Spaanse grens. Nu was ook de douane-agent aanwezig. Overigens niet dat we daar veel mee opschoten. De documenten werden door verscheidene douaniers fronsend bestudeerd en tenslotte moes­ten we alles uitladen voor een grondige inspectie aan de hand van de douane­ lijst.

Een koffer met Agfa-magnetofoonbanden trok de speciale aandacht van een van hen. Hij opende de doos met zon 1000meter spoel. We konden onze ogen niet geloven wat toen volgde. De man haalde een duimstok tevoorschijn en begon de band langzaam afwikkelend op te meten. Een meter, twee meter, drie. Tot een meer­dere dit in de gaten kreeg en de man verschrikkelijk begon uit te kafferen. Die verdween spoorslags van het toneel.

Toen wij de band weer netjes hadden opgeborgen konden we meteen weer alles inladen en vertrekken, met een carnet vol gewichtige stempels.

De route leidde via San Sebastian, Vitoria en Burgos naar Madrid. In Spanje waren toen nog geen snelwe­gen, het eerste bergachtige gedeelte was slechts een smalle klinkerweg in niet al te beste staat. Bovendien sneeuwde het nu stevig. In San Sebastian hoorden we dat de weg over de pas naar Vitoria gesloten was. Dus dan maar in een hotel de volgende dag af­ wachten.

Vrijdag 8 januari. In alle vroegte gingen we het toch maar proberen, we hadden tenslotte sneeuwkettin­gen. Het leek goed te gaan tot wij op een colonne vrachtwagens stuitten, waarvan er één was gaan glijden en dwars over de weg stond. Geen doorkomen aan, ook achter ons vormde zich een file. Tenslotte moest de hele colonne stapvoets achteruit rijdend een plek bereiken waar je kon keren.

We stopten bij eenherberg waar alle routiers stopten. Daar konden we eten en ook slapen in een gemeen­schappelijke slaap­ zaal. Ik bedacht ineens dat het mijn verjaardag was. Er viel weinig te vieren, maar ik had nog een zakflaconnetje met wat cognac. Dat hebben we dan maar met zn drieën opge­dronken.

Zaterdag 9 januari. Voor een nieuwe poging moesten we eerst tanken, maar bij de enige benzine­ pomp was de benzine op. Dus moesten we terug naar San Sebastian. Wij waren on­dertussen 10 dagen onderweg, hoogste tijd om wat van ons te laten horen. In Frankrijk was dat niet mogelijk geweest door een staking van de PTT en hier werkte de telefoon maar zo af en toe. Maar in het hotel lukte het zowaar verbinding te krij­gen met onze opnameleider Jaap van Ginneken, die almaar zat te wachten in de Philips-studio, niet begrijpend waar we bleven. In Madrid was het blijkbaar schitterend weer. We besloten na overleg dat ik met de trein verder zou gaan met wat microfoons en toebehoren, een loodzware houten koffer met Neumann­ U47 flessen. De Philipsstudio had ver­der de nodige apparatuur om de opname te starten. Ondertussen konden collega Henk en chauffeur Harry proberen verder te komen. Hotel Mercator in de Calle Atocha was al dagenlang voor ons gereserveerd.

Zondag 10 januari kwam is avonds in Madrid aan naeen treinreis van negen uur. Buiten het station stonden taxibusjes. Hotel, hotel? riepen de chauffeurs. Hotel Mercator? vroeg ik. Si, si. Er stapten nog meer mensen in en toen stoven we weg naar het centrum van de stad. De taxi stopte bij een hotelletje waar de andere passagiers werden uitgelaten. De chauffeur gebaarde dat ik ook moest uitstappen. We kregen ruzie toen ik volhield dat hij mij naar Hotel Mercator moest brengen, maar het begon bij mij te dagen dat hij één van die ronselaars was die door sommige louche hotelletjes werden betaald om niets vermoedende toeristen te strikken. In Amsterdam heten ze snorders. Tenslotte leverde hij mij al moppe­rend toch bij mijn hotel af.

Maandag 11 januari kon de opname starten. Helaas bleken de tape­recorders in een erbarmelijk slechte staat te verkeren. We konden alleen de microfoonopstelling maken en de cast laten repeteren, in afwachting van Henk Jansen met onze spullen. En waarachtig, dinsdag 12 januari arriveerden zij na een probleemloze rit, het was ineens gaan dooien.

En zo konden we tenslotte echt begin­nen.

ZARZUELA

Wat was dat voor muziek waar­ voor wij per se ineens naar Madrid moesten? Het ging om een serie van acht zarzuelas. Een zarzuela is een Spaanse operette, een genre dat populair was in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw. Degene die wij op zouden nemen waren éénakters, er konden er precies twee op een lp.

Buiten Spanje was dit een onbekend repertoire, ook de uitvoerenden warealleen lokaal bekende artiesten. De grote bezetting, met solisten, koor en orkest, moest geregistreerd worden met zes microfoons en een 6-kanaals meng­ tafel. Geen sinecure. Bovendien bleek de opnamestudio een bioscoopzaal te zijn met een gortdroge akoestiek.

En toch, als je die zestig jaar oude mono-lps nog eens beluistert, dan valt de kwaliteit erg mee en de muziek is ronduit verbluffend origineel.

Geen wonder dat de zarzuela nooit helemaal vergeten is. Alle Spaanse zangers, zoals Teresa Berganza, Plácido Domingo, José Carreras en Montserrat Caballé, hadden wel een paar arias op hun repertoire. En nu is er die blonde schoonheid uit Letland, de mezzosopraan Elina Garanca, die op alle podia furore maakt met haar schitterende stem. Ze kan alles, van Mozart tot Alban Berg en jawel, ook zarzuelaarias. Een feest om haar te beluisteren.

Illustraties op deze pagina: vier lp’svan Philips met zarzuelas.

Door Hans Lautenslager